Tweeconclusieregel, latere uitwerking van een grief en het beginsel van hoor en wederhoor

Tweeconclusieregel, latere uitwerking van een grief en het beginsel van hoor en wederhoor

HR 11 april 2025, ECLI:NL:HR:2025:561

De rechter in hoger beroep kan een geschilpunt in zijn beslissing betrekken dat niet is opgenomen in de memorie van grieven, maar wel in het verlengde ligt van reeds aangevoerde grieven. Vóórdat hij op dat geschilpunt beslist, moet de rechter wel nagaan of de wederpartij zich over dat geschilpunt voldoende heeft kunnen uitlaten. Als dat niet zo is, moet de rechter daartoe alsnog gelegenheid bieden. Lees meer…

Vergoeding van door derde gemaakte zorgkosten als de derde de zorg kosteloos verleent

Vergoeding van door derde gemaakte zorgkosten als de derde de zorg kosteloos verleent

Cassatieblog 6 juni 2025, ECLI:NL:HR:2025:853

Voor de toewijzing van een vordering van een benadeelde tot vergoeding van door een derde verleende zorg is niet noodzakelijk dat de benadeelde tegenover die derde verplicht is tot betaling voor die zorg. Ook is niet noodzakelijk dat de benadeelde de vergoeding aan die derde doorbetaalt. Lees meer…

Kennisclip Hoger beroep #12: Omvang processtukken

Kennisclip Hoger beroep #12: Omvang processtukken

Kennisclip Hoger beroep #12: Omvang processtukken

De gerechtshoven hebben een limiet gesteld aan de omvang van processtukken in hoger beroep. Wat houdt deze limiet in, en wat gebeurt er als een processtuk het maximum overschrijft? In de kennisclip bespreekt Berend-Bram Heinen de beperking van de omvang van processtukken in hoger beroep. Hij gaat daarbij ook in op de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad daarover.

Benieuwd naar meer? Klik de link en bekijk de 17-delige serie Kennisclips Hoger Beroep op ons YouTube kanaal.

De vrijstelling van procesvertegenwoordiging voor gecertificeerde instellingen

De vrijstelling van procesvertegenwoordiging voor gecertificeerde instellingen

HR 27 juni 2025, ECLI:NL:HR:2025:1011

De gecertificeerde instelling (GI) is in voogdijzaken vrijgesteld van verplichte procesvertegenwoordiging op grond van art. 1:283 BW. Deze vrijstelling geldt óók als de GI niet de verzoekende partij is, maar een verweerschrift indient, en geldt ook in hoger beroep. Daarnaast geldt als uitgangspunt toewijzing van een verzoek om eenhoofdig gezag van een ouder na beëindiging van het eenhoofdige gezag van de andere ouder, tenzij het belang van de minderjarige zich daartegen verzet. Lees meer…

Het wegdenken van ontwikkelingen van voor de peildatum

Het wegdenken van ontwikkelingen van voor de peildatum

HR 16 mei 2025, ECLI:NL:HR:2025:757  (Eisers / de Staat der Nederlanden)

Wanneer omstandigheden die hebben plaatsgevonden voor de peildatum in rechtstreeks verband staan met de op handen zijnde onteigening, kan de redelijkheid meebrengen dat die omstandigheden buiten beschouwing worden gelaten bij het bepalen van de waarde van het onteigende. Daarvoor is niet steeds vereist dat die ontwikkeling vooruitlopend op de onteigening op verzoek van, met medewerking van of met toestemming van de onteigenaar heeft plaatsgevonden. Lees meer…

De wet staat een hybride zitting toe, maar niet in alle gevallen

De wet staat een hybride zitting toe, maar niet in alle gevallen

HR 13 juni 2025, ECLI:NL:HR:2025:902

1) Als een mondelinge behandeling plaatsvindt, is uitgangspunt dat partijen daarbij daadwerkelijk fysiek verschijnen.
2) De wet staat er echter niet aan in de weg dat een deel van de partijen via videoverbinding aan de zitting deelneemt (een hybride zitting). De wet vereist niet dat alle partijen daarmee instemmen.
3) Wel verdient fysieke aanwezigheid van alle partijen bij de mondelinge behandeling de voorkeur. De rechter moet daarom steeds nagaan of een verzoek om via videoverbinding aan een zitting te mogen deelnemen een legitiem doel dient en of het recht op een eerlijk proces wordt gewaarborgd.
4) In een geval waarin de rechter zich een oordeel moet vormen over de (mentale) toestand van betrokkene, zoals bij een verzoek tot het instellen van bewind of mentorschap, is de fysieke aanwezigheid van betrokkene van bijzonder belang. Daarom is slechts onder bijzondere omstandigheden toelaatbaar dat betrokkene via een videoverbinding deelneemt.

Lees meer…

Cassatievlog #139 | Causaal verband tussen meningsuiting en sanctie?

Cassatievlog #139 | Causaal verband tussen meningsuiting en sanctie?

Hoge Raad 11 juli 2025, ECLI:NL:HR:2025:1140

Vrijheid van meningsuiting en ontslag? – In een afgelopen vrijdag door de Hoge Raad gewezen uitspraak gaat het om een werkneemster die door de universiteit waarvoor zij werkt is ontslagen op grond van een verstoorde arbeidsverhouding. Volgens de werkneemster houdt dit ontslag verband met haar kritische essay over de universiteit en wordt met het ontslag dus haar recht op vrijheid van meningsuiting en academische vrijheid geschonden. Het hof vindt van niet. En de Hoge Raad? Die geeft onder meer duidelijkheid over het causaal verband tussen een meningsuiting (het essay) en een sanctie (het ontbindingsverzoek). Berend-Bram Heinen bespreekt de uitspraak van de Hoge Raad in drie minuten.

 

Beroepsaansprakelijkheid advocaat wegens niet-waarschuwen over verjaringstermijn en onjuiste betekening

Beroepsaansprakelijkheid advocaat wegens niet-waarschuwen over verjaringstermijn en onjuiste betekening

HR 13 juni 2025, ECLI:NL:HR:2025:901 

Op 25 mei 2015 was het tweede pinksterdag en dat is een algemeen erkende feestdag. De respijttermijn zou daarom bij betekening op 20 mei 2015 van het verstek- en het verzetvonnis zijn geëindigd op 26 mei 2015; vanaf 27 mei 2015 zou de voormalige vennoot, indien hij toen nog niet volledig zou hebben nagekomen, dwangsommen hebben verbeurd. Het hof had moeten onderzoeken of de voormalige vennoot, bij betekening op 20 mei 2015, binnen de bij de betekening te vermelden termijn van drie werkdagen (dus op uiterlijk 26 mei 2015) aan de hoofdveroordeling zou hebben voldaan. Lees meer…

Wetenschapsvereiste van de faillissementspauliana bij de vernietiging van een samenstel van rechtshandelingen

Wetenschapsvereiste van de faillissementspauliana bij de vernietiging van een samenstel van rechtshandelingen

HR 20 juni 2025, ECLI:NL:HR:2025:975

Bij een samenhangend geheel van rechtshandelingen moet de beoordeling van de wetenschap van benadeling worden betrokken op het samenhangende geheel van rechtshandelingen. Daarbij gaat het erom dat op enig moment bij het verrichten van een rechtshandeling die behoort tot het samenhangende geheel van rechtshandelingen, is voldaan aan de voorwaarde dat de schuldenaar en, in het geval van art. 42 lid 2 Fw, degene met of jegens wie de schuldenaar de rechtshandeling verrichtte, wist of behoorde te weten dat van dat samenhangende geheel van rechtshandelingen benadeling van schuldeisers het gevolg zou zijn. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl